Ems van Soest
beginpagina
Ems' boeken
Johan van Soest
Vier dierbaren
Het verloren zusje
Damescompartiment
vragen
Colofon
 
Ems van Soest

"Alles, wat vreugde aan je leven kan geven, is niet te duur gekocht. Een meisje moet coquet zijn, er op zijn behoorlijkst uit willen zien"
Uit: "V voor Nicoly"

Ems van Soest

Emma Ingelina Helena van Soest heette zij, en hoewel haar boeken tientallen jaren geleden verschenen, zijn ze nog altijd geliefd. Velen kennen haar meisjesromans zoals De Pauw (1930), Het Bergkoninginnetje (1934) of latere titels als Een wajang in Gods handen (1946). In Moesson publiceerde Ems herinneringen aan een heerlijke Indische jeugd op de thee-onderneming Ngargoloko-Malebari (Midden-Java), in haar romans vertelde ze over optimisme en levensmoed.

"Ouwe, trouwe ratelkast," sprak ze tegen haar Remington. "Je verveelt me soms gruwelijk. Kon ik maar eens wat interessanter dingen op je neertikkelen, maar helaas, de Baas voelt slechts voor zakelijke en geldswaardige pampieren... enfin!" Ze zuchtte van verademing, toen het vijf uur sloeg (...)". In deze paar zinnen uit De Pauw liet Ems van Soest haar lezeressen weten dat een modern meisje het kantoor heus niet hoefde te idealiseren. Het was vaak ploeteren en weinig echt plezier. Soms dwong de crisistijd van de jaren '30 meisjes tot een werkend bestaan. Zo ook de Pauw, zoals Inka in de roman door collegaatjes werd genoemd, die haar trots om geld te kunnen verdienen beschouwden als hoogmoed. Nee, kantoor was niet alles, dat wist Ems wel uit eigen ervaring.
Nadat zij de drie-jarige H.B.S-cursus doorlopen had, haalde Ems type- en stenodiploma's. In een betrekking op het Semarangse kantoor van Crone leerde ze de ups and downs van het kantoorleven kennen. Over dergelijke ervaringen kon ze geen boeken vinden. Dat kon niet. Ems, die zo graag las, besloot kordaat daarin verandering te brengen, vertelde ze later: "Ik nam de typemachine en schreef achter elkaar De Pauw, mijn eerste boek. Ik heb altijd getracht het Indische leven, mijn leven, zo precies mogelijk weer te geven."

Met De Pauw legde Ems van Soest de basis voor een succesvolle literaire carrière. Ieder jaar verscheen er één, soms twee boeken. Vrijwel altijd vertelde ze over het werkende meisje in Indië, dat soms in troosteloze pensions moest wonen, vaak een gelukkig huwelijk sloot en altijd een goed karakter had. Elke roman bezat de positieve Van Soest-moraal: gebruik je talenten, leer doorzetten en geniet van het goede. Het was een nieuw genre meisjesboeken dat enorm aansloeg. Lezeressen, onder wie de jonge prinses Beatrix, adoreerden de boeken, recensenten waren vol waardering, de verkoopcijfers stegen en kranten en tijdschriften vroegen haar om artikelen.
Ems gaf lezingen, maakte samen met haar broer Jan reizen die ze in haar boeken verwerkte, las dichteressen als Alice Nahon en genoot van het leven. Tot kort na de Tweede Wereldoorlog was Ems een gevierd schrijfster. Toen keerde het tij.

Net als voor veel anderen, was de oorlog ook voor Ems een omslagpunt. Ze had Indië inmiddels ingeruild voor het Hollandse Den Haag. Door bombardementen verloor ze woning, huisraad en dierbare familie-eigendommen uit Indië. Ieder dubbeltje moest voortaan omgekeerd worden. Terwijl ze haar teleurstelling over een verloren liefde verwerkt en met bureaucratische instanties vocht om de vergoeding van geleden oorlogs-schade, had ze ook nog zorgen om haar broer, bij wie tuberculose geconstateerd was. Dit alles vond zijn weerslag in haar boeken.

Zo schreef ze in Een wajang in Gods handen (1946) fel over Indische NSB-ers en intimidatie van vrouwen door Japanners en in V voor Nicoly (onbek. jr.) kwam getob voor met textielpunten, evacuaties en ongewenste maar onvermijdelijke inwoning. Ems had al eerder laten zien hoe veelzijdig haar talent was. Het prachtige Theeland (1938), de voorloper van romans als Hella Haasse's Heren van de thee, was daarvan een overtuigend bewijs. Ems: "Ik voelde gewoon, dat ik méér kon." De waardering bleef uit. Het publiek wilde in haar alleen de zorgeloze meisjesboeken-schrijfster zien. Ems rechtte haar rug en ging weer naar kantoor, ditmaal dat van een Haags ministerie.

De jaren '60 en '70 waren moeilijk. Haar ogen gingen achteruit -een ramp voor een schrijfster - , ze was eenzaam en alleen door zuinig te leven kon ze af en toe op reis, nieuwe indrukken opdoen. Iedere verjaardag dacht ze vol verlangen terug aan haar ouders en haar twee broers, allemaal overleden maar in haar hart nog steeds aanwezig. Of ze ooit weer echt zou schrijven, betwijfelde ze: "Zal ik er ooit nog de inspiratie, de discipline, de kans toe krijgen en zal ik ooit bestand zijn (...) de venijnen te weerstaan van de huidigen critiek?"

De kans kwam. Op verzoek van Lilian Ducelle, destijds redacteur van Tong Tong, begon Ems over haar Indische jaren te publiceren. De theegeur op de onderneming, de pracht van de tjemara-bomen, de elegante jurken die mama voor haar maakte, de lagere school- alles even dierbaar. Er kwamen brieven van lezers, vol herkenning en sympathie.

In 1984 overleed Ems. De laatste periode was soms treurig geweest, maar wel met de troost weer te kunnen schrijven, juist over de gelukkigste tijd in Indië. Alsof ze het voorzien had, noteerde ze in 1932, als net gedebuteerd schrijfster, in haar Op den achtergrond genoteerd: "ze zou schrijven, zich aan dat llerliefste werk wijden, dat werk, dat haar een tweede leven gaf als het ware, het werk, waaruit ze altijd weer nieuwe moed kon putten".

Beginpagina   Ems' boeken   Joh. van Soest   Vier dierbaren   Het verloren zusje
Damescompartiment
  Vragen aan u   Colofon

Damescompartiment Online